Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 72% van de gemeentelijke uitgaven aan sport gerelateerd is aan sportaccommodaties (Van den Dool & van Eldert, 2021). In dit hoofdstuk zetten we op hoofdlijnen uiteen hoe een gemeente de financiering van de realisatie en exploitatie van sportaccommodaties vorm kan geven. In het hoofdstuk Beheer en exploitatie lees je op welke wijze een gemeente het beheer ervan kan invullen.
De financiering van sport- en beweegvoorzieningen is overwegend een lokale aangelegenheid. Immers, het zijn vaak gebouwen, speelplaatsen of velden die in een bepaalde gemeente worden gerealiseerd. De financiering ervan wordt dan ook vaak lokaal georganiseerd, waarbij gemeenten algemene begrotingsregels te volgen hebben. Er zijn uiteraard uitzonderingen. Daarover meer in ‘Regionale financiering’.
Echter is er geen wettelijk kader dat gemeenten verplicht om te investeren in sport en/of bewegen. Zie ook het hoofdstuk ‘Wet- en regelgeving’, waarin wordt uitgelegd welke wetten en regelgeving wel van toepassing zijn op het maken en financieren van sport- en beweegbeleid. Ondanks dat er geen wettelijk kader is voor sport pakken gemeenten vaak deze rol op, omdat dit niet door de markt wordt gedaan. Een gemeente heeft namelijk een wettelijke verplichting voor onderwijshuisvesting. Hieronder vallen ook accommodaties voor bewegingsonderwijs. Gemeenten moeten accommodaties voor bewegingsonderwijs beschikbaar stellen of de huur van de accommodaties vergoeden aan de schoolbesturen (Impulsbewegingsonderwijs, 2022). Accommodaties die voor bewegingsonderwijs worden gerealiseerd, kunnen s’ avonds voor andere sporten gebruikt worden en vice versa.
Financiering van sportaccommodaties kan op vijf verschillende niveaus plaatsvinden:
- Rijksfinanciering (zie de landelijke subsidieregelingen van de Rijksoverheid)
- Provinciale financiering
- Regionale financiering (zie Regionale financiering)
- Gemeentelijke financiering
- Private financiering (zie Financiering vanuit andere sectoren)
Vaak is er een combinatie van verschillende financieringsvormen.
De financiële middelen voor het bouwen van een sport- of beweegvoorziening kunnen op verschillende manieren beschikbaar komen. Wel blijkt uit onderzoek dat vaak sprake is van financiering vanuit de gemeentebegroting op basis van een meerjareninvesteringsplan (Van der Poel e.a., 2016).
Andere, veel voorkomende opties zijn het financieren op basis van reserveringen (15%) en die met een (vaste) combinatie van bijdragen van gemeente, vereniging en financierder (zoals een eenderde-regeling) (15%).
Deze laatste categorie bevestigt het beeld dat is ontstaan op basis van een analyse van Mulier Instituut van de collegeprogramma’s 2014-2018: daaruit viel op te maken dat gemeenten bij het realiseren van sportaccommodaties of sportvelden vaker aanspraak doen op de gebruikers om een deel van de lasten op zich te nemen (Hoekman en Van der Bol, 2014). Hierbij valt te denken aan verplichte eigen bijdragen van verenigingen bij de aanleg of vervanging van bestaande kunstgrasvelden (Bakker en Hoekman, 2013a).
Naast deze meer ‘traditionele’ vormen van financiering zijn er in Nederland voorbeelden van innovatieve en vernieuwende financieringsvormen. We geven in dit hoofdstuk een aantal voorbeelden: