Beheer en exploitatie

Alle gemeentelijke sport- en beweegvoorzieningen vragen om beheer en onderhoud. Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen. De meest voorkomende vorm is nog altijd in een gemeentelijke dienst via de afdeling Sport (en Recreatie) of in een gemeentelijke dienst of afdeling voor maatschappelijk vastgoed (Hoogendam et al., 2021). Hierbij is de gemeente eigenaar van de sportaccommodatie en financieel en bestuurlijk verantwoordelijk. De exploitatie van de accommodaties ligt ook bij de gemeente. Maar het verzelfstandigen of privatiseren van exploitatie en beheer van sportaccommodaties komt steeds vaker voor (Schadenberg & van Eldert, 2020). In dit hoofdstuk staan de meest voorkomende constructies op een rij, met een overzicht van de voor- en nadelen per constructie. Om vervolgens een keuze te maken voor één van de modellen, kan een gemeente de volgende criteria hanteren (vrij naar Synarchis, 2015). Voor zwembaden is dit niet direct van toepassing en is er meer expertise nodig.

  1. Gemeentelijke invloed
    De mate waarin een gemeente invloed en zeggenschap wil houden over het beheer en onderhoud van sport- en speelvoorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan het bepalen van of het stellen van voorwaarden aan personele inzet, de inzet van marketing- en communicatiemiddelen, het afsluiten van contracten met leveranciers en het vaststellen van tarieven.
  2. Maatschappelijke functie
    De mate waarin een gemeente belang hecht aan de maatschappelijke functie van sport- en speelvoorzieningen. Het gaat dan dus niet alleen om het faciliteren van sportbeoefening, maar ook om de bijdrage die een gemeente wil leveren aan een aantrekkelijk leefklimaat.
  3. Innovatie en productontwikkeling
    Het belang dat een gemeente hecht aan het (voortdurend) afstemmen van het product- en activiteitenaanbod van sport- en speelvoorzieningen op ontwikkelingen in de samenleving en op wensen en behoeften van de (potentiële) bezoeker.
  4. Schaal- en efficiëntievoordelen
    Het belang dat een gemeente hecht aan het optimaal gebruik van sport- en speelvoorzieningen.
  5. Stabiliteit en continuïteit
    Het belang dat een gemeente hecht aan de garantie dat er lange tijd aandacht is voor adequaat beheer, een gezonde exploitatie en een deugdelijke instandhouding van accommodaties.
  6. Financiële risico’s
    De mate waarin een gemeente afstand wil nemen van de (financiële) risico’s die verbonden zijn aan het beheer en de exploitatie van sport- en speelvoorzieningen.
  7. Positie van betrokken personeel
    De wijze waarop de gemeente omgaat met de inzet van (huidig) personeel. Met een verzelfstandiging verandert de positie van de medewerkers. Dit houdt zowel verband met arbeidsrechtelijke zaken (CAO’s en hiërarchische verhoudingen) als met cultuurverschillen en ontwikkelingsmogelijkheden.
  8. Lokale verbinding
    De mate waarin een gemeente waarde hecht aan het creëren van maatschappelijke waarde. Te denken valt aan ontschotting en (lokale) verbinding van diverse stakeholders (bijvoorbeeld op het gebied van sport, onderwijs en welzijn) en inhoudelijke synergie op het gebied van activiteiten en programma’s.
  9. Regionale samenwerking
    De mate waarin een gemeente waarde hecht aan vormen van regionale samenwerking bij de uitvoering van taken.