Effecten van bewegen
Regelmatige lichamelijke activiteit kan de gevolgen van het verouderingsproces vertragen en vitaliteit stimuleren van ouderen in zorginstellingen. Het is aannemelijk dat beweegstimulering voor deze mensen een positieve invloed heeft op de participatie, zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Verschillende factoren bepalen de kwaliteit van leven van ouderen, zoals de kwaliteit en kwantiteit van slapen, de cognitieve functie, de mate van depressieve gevoelens, en het vermogen en de mate van zelfstandigheid om zelf ADL handelingen uit te voeren.
Bewegen kan tot een vermindering van de zogenaamde zorgzwaarte leiden en dus tot minder zorgkosten (Binnenkade et al. 2012). Bewegen bij ouderen in het algemeen en in verzorgingshuizen in het bijzonder kan positieve effecten hebben op veel verschillende factoren, die samengevat zijn in de opsomming hieronder. Wilt u een volledig overzicht met de bronnen erbij vermeld, dan kunt u hier de factsheet ‘Cijfers belang bewegen voor ouderen’ downladen.
Positief effect van bewegen op
1) De cognitie en aanspreekbaarheid
- Verlaagt het risico op het ontstaan van dementie en vertraagt het dementieproces, met name op de vasculaire component en haar risicofactoren (hoge bloeddruk, diabetes, obesitas)
- Bewegen kan leiden tot een verbetering van het cognitief functioneren in het algemeen en kan leiden tot verbetering van het geheugen en de executieve functies in het bijzonder bij verzorgingshuis-bewoners.
2) Het behoud van / vertraging van achteruitgang van bewegingsvaardigheden.
- Op hoge leeftijd (85+) levert bewegen 40% meer spierkracht op
- Leidt tot een beter behoud van coördinatie en loopvermogen
- Leidt tot meer lenigheid
- Vertraagt de achteruitgang in ADL handelingen
3) De lichamelijke conditie
- Leidt tot een beter uithoudingsvermogen
- Vertraagt het proces van botontkalking (osteoporose)
- Verkleint het risico op chronische aandoeningen zoals diabetes en hoge bloeddruk
- Zorgt voor soepele gewrichten (meer aanmaak gewrichtssmeer)
4) Het risico op valincidenten
- Leidt bij deelnemers aan het ‘In Balans’ valpreventieprogramma die nog niet kwetsbaar zijn tot een afname van het valrisico van 61%.
5) Mate van lichamelijke onrust
- Kan een verstoord slaap-waak ritme voorkomen
6) Depressieve gevoelens mentaal welbevinden
- Vertraagt de achteruitgang van de kwaliteit van leven van ouderen in zorginstellingen
7) Obstipatie
- Leidt tot een betere spijsvertering en stoelgang en voorkomt zo obstipatie
8) Decubitus (doorligwonden)
- Regelmatige mobiliteit kan decubitus helpen voorkomen
9) Incontinentie
- Bevorderen van fysieke activiteit en mobiliteit laat de incontinentie in frequentie afnemen
Hoeveel bewegen? Aanbevelingen over bewegen
Bewegen wordt vaak in één adem genoemd met gezondheidsbevordering. Sport maakt onderdeel uit van het beweeggedrag in de vrije tijd. Andere domeinen waarin beweging plaatsvindt zijn bewegen op het werk, bewegen voor verplaatsing en bewegen thuis (huishouden, klussen en tuinieren). Voor het beoordelen van de gezondheidsbevorderende waarde van het beweeggedrag zijn normen ontwikkeld. In Nederland zijn drie normen algemeen geaccepteerd: de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), de fitnorm en de combinorm (Hildebrandt e a., 2013). Wil je meer lezen over deze normen ga dan naar Allesoversport.nl.
Er is geen officiële norm voor ouderen in instellingen, maar een onderzoek van TNO (Jans e a.,. 2008) doet aanbevelingen voor een minimale richtlijn voor bewegen van ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen:
“Dagelijks bewegen, gedurende minimaal 15-30 minuten per dag matig intensief bewegen. Waarbij men verspreid over de dag beweegt en de type activiteiten af worden gestemd op de wensen en mogelijkheden van de oudere”.
Bewegen met pijn en angst
Soms bewegen ouderen niet of minder doordat ze pijn en angst hebben terwijl ze dat niet zeggen. Door deze belemmeringen heeft men vaak ook weinig vertrouwen om te gaan bewegen. Belangrijk om helder te krijgen waar deze belemmering (pijn of angst) vandaan komt. Overleg hierbij met de bewoner, fysiotherapeut/ psycholoog wat er nodig is om het bewegen langzaam op te bouwen. Hoe het beweegaanbod aangepast kan worden zodat de bewoner haar/zijn angst kan overwinnen.
Bron: rapport Wat beweegt mensen met een chronische aandoening (Kenniscentrum Sport & Bewegen). Op de website allesoversport.nl vind je de samenvatting in een artikel.
ajf
Hoeveel bewegen ouderen?
In het algemeen bewegen ouderen (65+) minder dan jongeren. In 2010-2011 voldeed 56% in de leeftijd van 65-74 jaar aan de NNGB. Ouderen van 75 jaar en ouder blijven iets achter, met 45% die aan de NNGB voldoet.
Daarnaast doet 73% van alle personen van 65 jaar en ouder geen enkele dag spierversterkende oefeningen(Hildebrandt et al. 2010), terwijl dat wel wordt geadviseerd.
Ouderen in zorginstellingen (verpleeg-, verzorgingshuizen en kleinschalige woonvormen) bewegen structureel te weinig en voldoen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Slechts 12% van de ouderen uit zorginstellingen voldoet aan de Nederlandse norm gezond bewegen, dat is beduidend lager dan ouderen in het algemeen. Van de 88% die niet norm-actief is in zorginstellingen, is zelfs 78% inactief. Dat wil zeggen: op geen enkele dag de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van 30 minuten matig intensief bewegen halen. Onderstaande tabel geeft een beeld van het percentage ouderen in zorginstellingen tegenover ouderen in het algemeen dat voldoet aan de Nederlandse norm gezond bewegen (Tiessen-Raaphorst 2010).
Percentage ouderen in zorginstellingen (65+) dat voldoet aan de NNGB (2008-2009)
Het percentage (volledig) inactieve ouderen in zorginstellingen geeft duidelijk aan dat er sprake is van een serieus probleem. In tegenstelling tot thuiswonende ouderen zijn factoren als leeftijd, opleiding en sociaal-economische status geen voorspellers van de mate van lichamelijke (in)activiteit bij ouderen in verzorgingshuizen. Wel is er een verschil in bewegen tussen mannen en vrouwen: vrouwen voldoen minder vaak aan de NNGB en zij zijn vaker inactief (Tiessen-Raaphorst 2010).
Tenslotte kom meer dan de helft (50%) van de tehuisbewoners hooguit 1 keer per week buiten. Een op de vijf bewoners (20%) komt zelfs minder dan een keer per maand buiten. Een op de tien bewoners (10%) komt helemaal nooit buiten. Veel tehuisbewoners (42%) zouden wel vaker naar buiten willen (Den Draak 2010).