Wandelen is heel belangrijk. Het is goed voor je hart, bloedvaten, longen en zelfs voor je hersenen. Wandelen zorgt er bovendien voor dat ouderen mobiel blijven en langer zelfstandig zijn. Tijdens het wandelen is het wel belangrijk om op een paar dingen te letten. Hoe herken je bijvoorbeeld dat iemand vermoeid raakt? Hoe weet je hoever iemand kan lopen en welke route je het beste kunt lopen? In de onderstaande filmpjes behandelen we deze onderwerpen.
Deelnemer motiveren
Een deel van de mensen gaat niet uit zichzelf wandelen. Daarom is het belangrijk om iemand te motiveren. Hoe je iemand benadert, kan bepalend zijn voor of diegene wel of niet mee gaat.
Aandachtspunten
- Wees zelf niet te afwachtend, maar vertel dat jullie gaan wandelen.
- Geef de deelnemer een doel om te wandelen.
Zoals een boodschap doen, iets wegbrengen of ergens naar kijken. - Herinner de deelnemer eraan dat hij het eerdere keren leuk vond om te wandelen, als dat het geval is.
Keuze van de route
De keuze van de route is grotendeels afhankelijk van de omgeving. Houd bij de keuze rekening met wat de deelnemer leuk vindt, welk doel je voor ogen hebt, en wat de oudere aankan. Zo kan je bijvoorbeeld verschillende ondergronden kiezen om coördinatie of balans te oefenen. Probeer met de deelnemer op verschillende plekken te gaan wandelen (indien mogelijk): in de tuin, over de stoep van een rustige woonwijk, door het bos of langs water. Vermijd drukke wegen of kruispunten zodat de deelnemer niet overprikkeld raakt.
Aandachtspunten
- Kies een rustige route die voor de deelnemer overzichtelijk is, en niet te veel afleiding geeft.
- Ga ook naar buiten als het wat minder mooi weer is. De buitenlucht is goed voor de deelnemers.
- Kies voor een route die niet te lang is en waar één of meerdere bankjes staan
Vermoeidheid en rust
Hoe lang je wandelt is afhankelijk van de conditie van de deelnemer. Om de conditie te verbeteren helpt het om soms wat langer of wat intensiever te wandelen. Het is wel belangrijk om goed te letten op vermoeidheidssignalen, zodat de deelnemer een fijne beleving heeft tijdens de wandeling.
Aandachtspunten
- Let op de signalen van vermoeidheid: zweten, klagen, niet meer (terug) praten en duizeligheid.
- Bouw waar mogelijk de duur en intensiteit van het wandelen op.
- Neem liever een iets te korte wandeling dan een te lange. Als de mensen het niet leuk vinden, is het moeilijker om ze daarna weer te motiveren om te gaan wandelen.
- Maak een rondje waar je eventueel aan het einde nog een stukje aan vast kunt plakken.
- Neem een wandelstok of rollator mee, voor het geval de deelnemer te moe wordt om zonder hulpmiddel te wandelen.
- Kies een route met één of meerdere bankjes voor langere rustmomenten.
- Zorg regelmatig voor een passief rustmoment (stilstand) zodat de deelnemer even op adem kan komen, door ergens naar te kijken (bij een kunstwerk, een vijver met eendjes) of doordat je bijvoorbeeld je veters moet strikken.