Beschrijving

Allereerst moet het onderwerp geborgd zijn in het beleid van de gemeente. Om te voorkomen dat na de verkiezingen de urgentie op het onderwerp verloren gaat. Mooi voorbeeld is een gemeente waar een VVD-wethouder een start gaf aan “de bewegende stad” en zorgde voor integraal beleid, waar vervolgens door een GroenLinks-wethouder op is doorgepakt.

Daarnaast is het van belang om de opgebouwde netwerken en samenwerkingen in stand te houden en dat de betrokken partijen het eigenaarschap voor de omgeving blijven voelen. Als gemeente kan je daarin kiezen voor diverse rollen: als kartrekker, als facilitator of als stimulator (zie ook de Beleidswijzer Sport en Bewegen). Welke rol je kiest, kan per gemeente verschillen. Maar blijf als gemeente wel actief betrokken, zodat de beweegvriendelijke omgeving en het beleid ook naar de toekomst geborgd blijft.

Een belangrijke vraag is: Hoe zorg je dat je voldoende middelen hebt om de beweegvriendelijke omgeving kwalitatief goed te houden? Heeft de gemeente de middelen om onderhoud en beheer goed uit te voeren, maar ook om de omgeving te blijven activeren? Is de behoefte in de buurt nog hetzelfde of zijn er nieuwe doelgroepen die extra aandacht nodig hebben en kan je daar op inspelen? En zo niet, hoe zorg je daar dan wel voor: Kun je aansluiten bij andere programma’s? Met wie moet je praten? Welke informatie heb je nodig om de toegevoegde waarde duidelijk te maken? Zijn er private partijen in de gemeente met wie je kunt samenwerken? Denk daar op tijd aan, niet pas als je project al bijna ten einde loopt.

Het stappenplan is een cyclisch proces. Het eindigt niet na deze fase; zodra de eerste lessen zijn geleerd kom je weer terecht in Fase 1 en start de aanscherping of uitbreiding van je beleid of kansenkaart. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, zoals:

  • Het beleid blijkt toch niet het gewenste effect te hebben, dus er zullen aanpassingen moeten worden gedaan;
  • De demografie in een stad, dorp, wijk, buurt of kern verandert, waardoor het beleid niet meer het beoogde effect heeft en moet worden vernieuwd;
  • Er worden nieuwe (wettelijke) eisen gesteld, waardoor aanpassingen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld een verbod op gebruik van bepaalde materialen, of een verduurzamingsopgave);
  • Er zijn nieuwe infrastructurele ontwikkelingen gaande, die leiden tot meekoppelkansen voor een nog beweegvriendelijkere omgeving.

terug verder