Breng tijdens je analyse in ieder geval het volgende in beeld:
- Wat is er al aan infrastructuur voor wandelen, fietsen, spelen en sporten (hardware) en wat is de kwaliteit ervan? Denk daarbij ook aan bijv. zichtbaarheid, toegangswegen, verlichting, zitmeubilair, een kantine en andere voorzieningen.
- Wat wordt er al gedaan aan programma’s, activiteiten en begeleiding (software)? Denk bijvoorbeeld aan leefstijlinterventies, buurtsportcoaches, fiets-naar-school-campagnes, bootcampclubs en initiatieven voor urban sports.
- Hoe wordt bovenstaande georganiseerd en onderhouden (orgware)?
- Hoe wordt het aanbod en de infrastructuur gebruikt of hoe wordt het niet gebruikt?
- Wie zijn de gebruikers (doelgroep) en hoe tevreden zijn zij? Voldoet het huidige aanbod aan hun behoefte?
- Wat is de toekomstverwachting ten aanzien van gebruik? Denk hierbij aan demografische, sociale, geografische, economische en technologische ontwikkelingen. Als er bijvoorbeeld hoofdzakelijk ouderen wonen in een buurt, kun je je afvragen of je extra aanbod voor de jeugd moet neerzetten.
- Waar liggen kansen om dit plan te financieren, zowel qua realisatie als qua onderhoud, beheer en activatie na afloop? Vragen die je in de analyse onder andere stelt zijn: Wat zit er al in de structurele budgetten van de gemeente, waar moet geld voor worden vrijgemaakt of voor worden gevonden?
- Wat zijn de toekomstige plannen ten aanzien van ruimtelijke opgaven? Komt er bijvoorbeeld een herstructurering van de wijk, wordt de riolering vernieuwd, zijn er plannen voor klimaatadaptatie, etc. Hoe kun je die koppelen aan een beweegvriendelijke omgeving?
- Wat zijn mogelijke risico’s en valkuilen als je aan de slag gaat met een beweegvriendelijke omgeving? Hoe is de relatie tussen bewoners en de gemeente, kan dat tot weerstand leiden? Zijn er al afspraken op de lange termijn die een beweegvriendelijke omgeving in de weg kunnen staan? Zijn er economische of sociale ontwikkelingen die in de toekomst voor risico’s zouden kunnen zorgen?