Input, throughput, output en outcome

Input

Input-indicatoren zeggen iets over de middelen die worden ingezet om beleidsdoelstellingen te realiseren. Voorbeelden van vragen die daarvoor relevant zijn:

  • Zijn er budgetten overschreden?
  • Is het budget toereikend voor de gestelde doelen?
  • Zijn er voldoende materialen beschikbaar?
  • Is het aantal in te zetten arbeidsuren voldoende?
  • Hebben de ingezette mensen de vereiste kwalificaties?

Voorbeelden van indicatoren:

  • Totaal sport(- en beweeg)budget
  • Aantal beschikbare materialen
  • Aantal personen werkzaam bij sportorganisaties en sportaccommodaties
  • Aantal werknemers (fte) in sport- en beweegbegeleiding (bijvoorbeeld buurtsportcoaches, leefstijlcoaches)
  • Aantal fte beleidsmedewerkers sport en bewegen

Throughput

Het monitoren en evalueren van throughput heeft betrekking op de werkprocessen en de samenwerking tijdens de uitvoering van het beleid. Sta regelmatig stil bij wat goed gaat en wat niet. Zelfs als de resultaten goed zijn en de doelen worden gehaald, wil dat nog niet zeggen dat er niets kan of moet worden veranderd. Een procesevaluatie richt zich op de manier waarop de resultaten tot stand zijn gekomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de manier waarop de uitvoering gerealiseerd is, hoe afspraken zijn gemaakt of hoe de samenwerking was.

Belangrijke vragen zijn:

  • Hoe is de uitvoer van het beleid/de activiteiten in het algemeen verlopen?
  • Hoe is omgegaan met een verandering in planning of met onvoorziene omstandigheden?
  • Wat zijn bevorderende of belemmerende factoren bij de uitvoer van het beleid/de activiteiten (organisatiestructuur, werkwijzen, et cetera)?
  • Wat zijn mogelijke verbeterpunten in het proces?
  • Met wie is samengewerkt?
  • Hoe verliep de onderlinge samenwerking met collega’s en met vertegenwoordigers van andere organisaties of afdelingen: hoe was ieders inbreng, handelen, stiptheid, ethisch handelen?
  • Is er tijdens het proces voldoende ruimte geweest voor de inbreng van inwoners en is deze inbreng voldoende serieus genomen?

Voorbeelden van indicatoren:

  • Beoordeling planning en verloop van aangeboden activiteiten
  • Het aantal contacten met de doelgroep
  • Taak- en rolverdeling in de uitvoering
  • Sterkte van het samenwerkingsverband waaronder:
    • Het aantal samenwerkingsstructuren, werkgroepen, et cetera
    • Slagvaardigheid van de samenwerkingspartners
    • Effectiviteit besluitvormingsproces
    • Mate van betrokkenheid samenwerkingspartners (inclusief tijdsinvestering)
    • Resultaat van de samenwerking
    • Tevredenheid samenwerkingspartners

Output

De output gaat over de prestaties (producten, diensten of activiteiten) die worden geleverd om de outcome-doelen te verwezenlijken. Output kan beschouwd worden als resultaat van het productieproces of -project. Output wordt meestal uitgedrukt in hoeveelheden. Bij het uitvoeren van projecten en/of activiteiten is het raadzaam om de output te meten.

Voorbeelden van relevante vragen voor het monitoren en evalueren van output zijn:

  • Hoeveel activiteiten hebben plaatsgevonden, en hoe vaak?
  • Hoeveel deelnemers zijn er per activiteit of bij een evenement geweest?
  • Welke kenmerken hadden de deelnemers (geslacht, leeftijd, et cetera)?
  • Waren de deelnemers ook daadwerkelijk mensen uit de doelgroep (bereik)?
  • Welke producten, diensten, aanpakken zijn ontwikkeld in het project?
  • Waren de deelnemers en andere betrokkenen uit de omgeving tevreden met de activiteiten, over het aanbod?
  • Is er tevredenheid over de ontwikkelde producten, diensten, aanpakken, evenementen?

Voorbeelden van indicatoren:

  • Deelnemersaantallen van activiteiten
  • Frequentie activiteiten
  • Het bereik van de ontwikkelde producten, diensten
  • Tevredenheid (wensen en behoeften) deelnemers, betrokkenen omgeving
  • Aantal ontwikkelde producten, diensten
  • Aantal routes (zoals wandelroutes, fietspaden en -snelwegen, ruiterpaden en skeelerroutes, kano- en vaarroutes, et cetera)
  • Aantal sportaccommodaties/sportvoorzieningen (zoals grasvelden, sporthallen, gymzalen en zwembaden)
  • Aantal speel- en sportplekken (zoals playgrounds, schoolpleinen, speeltuinen, skateparken, trapveldjes en outdoor fitness)

Outcome

Outcome gegevens gaan over de maatschappelijke effecten of uitkomsten die met beleidsdoelstellingen worden nagestreefd. Op basis van outcome-indicatoren kan worden beoordeeld of de beoogde doelen (bijvoorbeeld gedragsveranderingen bij de doelgroep) zijn bereikt. Hier is onderscheid te maken in kortetermijn- (determinanten van gedrag, zoals houding en vaardigheden), middellange termijn- (gedrag individuen/deelnemers) en lange termijn-outcome (gedrag van alle inwoners, gezondheid of kwaliteit van leven).

Het probleem is dat de relatie tussen beleid en het behalen van maatschappelijke doelen niet altijd eenduidig is. De exacte invloed van het beleid is vaak moeilijk te bepalen, maar outcome monitoring kan wel aangeven of de zaken er na verloop van tijd beter voor staan of niet. Stel bij de evaluatie altijd de vraag welke (omgevings)factoren naast het gevoerde beleid denkbaar zijn als verklaring voor de gevonden effecten.

Voorbeelden van relevante vragen voor het monitoren en evalueren van outcome zijn:

  • Hoeveel mensen in de gemeente sporten wekelijks?
  • Hoeveel mensen in de gemeente zijn eenzaam?
  • Hoeveel mensen in de gemeente hebben overgewicht?
  • Hoeveel kinderen in de gemeente hebben een motorische achterstand?

Ga naar 'Vaststellen van indicatoren, normen en streefcijfers'