Bij sommige kinderen blijft de motorische ontwikkeling achter in vergelijking met leeftijdsgenoten. We spreken over een motorische achterstand als kinderen zich qua motoriek langzaam of afwijkend ontwikkelen en dit hun dagelijks leven belemmert.
Een motorische achterstand kan verschillende oorzaken hebben. De meest voorkomende oorzaak van een motorische achterstand is de motorische stoornis ‘developmental coordination disorder’ (DCD). DCD komt voor bij ongeveer 5% van de schoolgaande kinderen, 1 op de 20 kinderen dus. Kinderen met DCD hebben problemen met de coördinatie van zowel de fijne als grove motoriek. Ze worden vaak omschreven als onhandig en kunnen allerlei dagelijkse taken minder goed uitvoeren dan leeftijdsgenoten. De diagnose DCD wordt in Nederland meestal pas vanaf een leeftijd van 5 jaar gesteld vanwege de grote variatie in de motorische ontwikkeling van jonge kinderen.
Voor kinderen met een motorische achterstand is voldoende en gevarieerd bewegen niet altijd genoeg om motorische vaardigheden te verbeteren. Een eventuele achterstand op tijd signaleren is belangrijk, zodat hier goed op ingespeeld kan worden. Het gebruik van motorische meetinstrumenten kan daarbij helpen. Als je een vermoeden hebt dat een kind een motorische achterstand heeft, dan is het goed om dit met ouders te bespreken. Als ouders een concrete hulpvraag hebben of als een kind zichtbaar wordt belemmerd in de deelname aan activiteiten, kun je ouders adviseren en waar nodig helpen om contact op te nemen met een jeugdarts of kinderfysiotherapeut. Die kan kinderen helpen om bepaalde vaardigheden te oefenen en succeservaringen op te laten doen.